Omdat honden niet kunnen vertellen wanneer ze pijn hebben, is het de taak aan ons als eigenaren om de signalen op te merken die dit duidelijk kunnen maken. Sommige signalen zijn overduidelijk, zoals manken of een duidelijk zichtbare wond. Maar evenzovaak zijn de signalen zo subtiel dat ze gemist worden. Pijn is niet zwart-wit; er zit een heel gebied tussen pijnvrij en ondraaglijke pijn. Vaak zitten onze huisdieren hier ergens tussenin, waardoor de symptomen variëren in sterkte. Ook is niet elke hond even expressief qua pijnsignalen en kunnen ze op verschillende manieren reageren.
Symptomen kunnen langzaam ontwikkelen waardoor het soms lang kan duren voordat het de eigenaar opvalt. Dit geeft de hond weer de kans om een manier te vinden om met zijn pijn om te gaan, wat de signalen kan doen afzwakken. Ook wordt er soms gedacht dat dergelijke langzame veranderingen onderdeel zijn van het natuurlijke verouderingsproces. Wanneer de pijn weggenomen wordt, blijkt de hond weer zichzelf te worden. Het is dus belangrijk kleine veranderingen bij je hond waar te nemen en wanneer dit het geval is, hem goed in de gaten te houden. Op deze manier kan er tijdig actie ondernomen worden zodat problemen niet kunnen ontwikkelen tot een onomkeerbaar punt.
Maar wat zijn nu signalen waar je op moet letten? Eigenlijk kan elke verandering in gedrag, houding of beweging een indicator voor pijn zijn. Hier volgen enkele belangrijke signalen:
Je hond wil steeds minder graag geaaid worden
Wanneer je hond er niet meer van geniet om aangehaald te worden en het zelfs vervelend begint te vinden wanneer hij aangeraakt wordt, is de kans groot dat hij ergens pijn heeft. Dit kan vele oorzaken hebben. Denk aan een sluimerende ontsteking, een pijnlijke spier, of maagdarmklachten. Ook kan aanhoudende pijn spanning veroorzaken (lees daarover meer onderaan deze blog). Een hond met buikpijn kan bijvoorbeeld met een bolle rug gaan staan. Omdat de hond de pijn probeert te ontzien worden bepaalde spieren meer aangespannen, die op de lange duur stijf raken. Ook de fascia eromheen raakt stug. Fascia is een continue structuur die door het hele lichaam is verweven en alle organen, spieren, botten en gewrichten bedekt en hun bewegingen mogelijk maakt. Het is een actief weefsel en via deze weg kan spanning zich steeds verder uitbreiden. Aanrakingen kunnen dus steeds minder prettig voor je hond worden.
Veranderingen in houding en beweging
Het vroeg opsporen van kleine veranderingen in houding en beweging kunnen veel problemen voorkomen, of voorkomen dat ze ernstig worden. Dit kan bijvoorbeeld een indicator zijn van beginnende artrose, een veelvoorkomende aandoening bij honden. Wanneer er vroegtijdig maatregelen genomen worden, zoals supplementen en aangepaste beweging, kan dit veel schade voorkomen. Maar denk bij een verandering in de beweging niet alleen aan spier- of gewrichtsproblemen. Pijn in een orgaan kan uiteindelijk ook de beweging beperken en de houding beïnvloeden, doordat spanning zich door het lichaam verspreidt. Wanneer je je hond bekijkt, let er dan goed op of hij zijn gewicht evenredig verdeelt over allevier zijn poten als hij staat. Wanneer hij zit, kijk dan of hij op beide billen zit in plaats van (iets) meer op één zijde. De beweging kan je ook veel vertellen. Wanneer je hond bijvoorbeeld steeds vaker gaat telgangen, is de kans groot dat er iets mis is. Ook plotselinge veranderingen van voorkeurshoudingen tijdens zitten of liggen (slapen) kunnen signalen zijn van een probleem.
Je hond wordt "lui"
Vroeger kreeg je hond geen genoeg van zijn bal, maar tegenwoordig is hij te lui om hem op te halen. Je hond kan makkelijk zelf op de bank of in de auto springen, maar hij wacht liever totdat jij hem optilt. Of je moet alle zeilen bij zetten om hem mee te krijgen op een wandeling. Natuurlijk wordt dit allemaal minder wanneer je hond stokoud is, maar voor die tijd kan het ook zeer zeker een indicatie van pijn zijn. Bepaalde bewegingen kunnen bijvoorbeeld de pijn verergeren waardoor je hond beweging het liefst zoveel mogelijk vermijdt. Ook is het mogelijk dat je hond door de pijn niet meer lekker in zijn vel zit en het plezier in spelen en wandelen verliest. Verder zorgt pijn ervoor dat je hond sneller vermoeid raakt en meer slaap nodig heeft.
Verminderde eetlust
Een verminderde eetlust kan een symptoom van een zieke hond zijn. Serieuze aandoeningen zoals lever- en nierproblemen kunnen een verminderde eetlust veroorzaken. Verder zal pijn in zijn mond of aan het gebit je hond ervan weerhouden te eten. Maar ook chronische pijn kan ervoor zorgen dat je hond langzamerhand minder gaat eten. Het is in alle gevallen een goed plan om je hond te laten onderzoeken.
Obsessief likken
Het is normaal voor honden om zichzelf te poetsen, maar wanneer een hond obsessief begint te likken kan er iets aan de hand zijn. Let vooral op wanneer een hond constant dezelfde plek likt. Honden likken pijnlijke plekken, zoals wonden, maar ook wanneer de pijn intern is.
Hijgen
Hijgen is normaal hondengedrag, bijvoorbeeld wanneer je je hond net lekker hebt laten uitrazen. Maar wanneer je hond zwaar hijgt terwijl hij niks gedaan heeft, is de kans groot dat hij last heeft van stress, welke door pijn veroorzaakt kan worden. Een ander signaal is het oppervlakkig hijgen. Dit kan wijzen op een pijnlijke ademhaling.
Aggressie
Pijn kan de gemoedstoestand van je hond beïnvloeden. De hond kan geïrriteerd, prikkelbaar of zelfs aggressief reageren. Dit kan plotseling of langzamerhand ontstaan. In acute gevallen is het vaak wel duidelijk dat het om pijn gaat, maar houdt ook langzame gedragsveranderingen in de gaten. Ook dan kan blijken dat er pijn in het spel is, en bij het wegnemen ervan zal je hond weer zichzelf worden.
Wat is pijn?
Laten we eens onderzoeken wat pijn nu precies is. Als je niet zo biologisch aangelegd bent mag je dit stukje achterwege laten ;) Pijn is het resultaat van de interpretatie van een nociceptieve stimulus. Onder nociceptie verstaat men de fysieke processen in reactie op een (mogelijk) schadelijke stimulus. De volgende componenten zijn hierin belangrijk:
- Primaire afferenten
- Ruggenmerg (de dorsale hoorn om precies te zijn)
- Secundaire afferenten
- Thalamus
- Verdere verwerkingscentra in de hersenen
De primaire afferenten van het nociceptieve proces zijn zenuwvezels, die nociceptoren genoemd worden. Deze reageren op schadelijke stimuli, zoals mechanische stimuli (knijpen, extreme druk), thermische stimuli (hitte of kou), en chemische stimuli (bijtende stoffen). Ze bevinden zich in de huid, spieren, pezen, organen, fascia, botten en gewrichten. Primaire afferenten kunnen worden onderverdeeld in verschillende typen:
- Aβ vezels, dit zijn dikke gemyeliniseerde vezels met een snelle prikkeloverdracht en reageren op stimuli met een lage drempelwaarde
- Aδ vezels, dit zijn dunne gemyeliniseerde vezels en kunnen reageren op stimuli met een lage of hoge drempelwaarde. De vezels met een hoge drempelwaarde zijn nociceptoren.
- C vezels, dit zijn langzame ongemyeliniseerde vezels en reageren op prikkels met een hoge drempelwaarde. Dit zijn ook nociceptoren.
De dikte van de vezel en de hoeveelheid myeline om de vezel bepalen de snelheid van de prikkeloverdracht. De Aδ nociceptoren signaleren de primaire pijn, een scherpe, kortdurende pijn die snel wordt geregistreerd in de hersenen. Ook wordt met deze pijn duidelijk aangegeven waar het letsel zich bevindt. De primaire pijn heeft een informatieve functie. Secundaire pijn wordt door de C vezels geregistreerd en is meer diffuus. Deze pijn heeft als functie om het gedrag van het individu te veranderen om verdere schade te voorkomen. Denk maar eens aan een keer dat je je gesneden hebt. Als eerste voel je een scherpe pijn en je weet direct waar je je gesneden hebt. Daarna volgt een doffere pijn in het hele gebied rondom de wond.
De nociceptoren maken verbinding met secundaire afferenten in het ruggenmerg. Secundaire afferenten maken verbindingen met andere zenuwvezels die substanties afgeven die de pijn kunnen verergeren of juist kunnen doen afnemen. Welke precies afgegeven worden hangt af van de situatie, in gevaarlijke situaties moet pijn afgezwakt worden zodat je jezelf beter zou kunnen verdedigen of vluchten. Wanneer er geen gevaar dreigt kan een heftigere pijn juist functioneel zijn om te zorgen dat je rust houdt. Ook kunnen de secundaire afferenten verbindingen maken met zenuwvezels die betrokken zijn met reflexen, zoals je hand terugtrekken als je iets heets aanraakt. Dit heb je vaak al gedaan voordat je de pijn waarneemt. Uiteindelijk maken de secundaire afferenten een verbinding met een zenuwvezel die naar de thalamus (een hersengebied waar alle sensorische informatie -behalve reuk- binnenkomt) projecteert. In de thalamus wordt het signaal beoordeeld en naar het juiste hersengebied doorgestuurd.
Een schadelijke stimulus zorgt ook voor activatie van motorneuronen (deze sturen spieren aan), wat leidt tot hypertonie van de bijbehorende spier(en), het gewricht en het omringende fasciale weefsel. Dit leidt tot een verminderde doorbloeding van het gebied met als resultaat een lokaal zuurstofgebrek (hypoxie) en gebrek aan voedingsstoffen. De chemische omstandigheden van het weefsel veranderen en dit triggert opnieuw de C vezels en de hele bijbehorende cascade. Normaalgesproken is het lichaam in staat om deze cirkel te doorbreken. De Aβ en Aδ vezels kunnen de C vezels overrulen, omdat zij sneller prikkels geleiden. Bepaalde osteopatische technieken zijn op dit principe gebaseerd. Wanneer de omstandigheden dit niet mogelijk maken, bijvoorbeeld wanneer er geen rust wordt genomen of door een verminderde weerstand, blijven de C vezels de pijn in stand houden. Zorg er dus voor dat je altijd adequaat op pijn reageert!
Bear, M.F., Connors, B.W., Paradiso, B.W., (2016) Neuroscience: Exploring the Brain. 4th ed. Wolters Kluwer
Hendelman, W.J., (2000) Atlas of functional neuroanatomy. CRC Press LLC